Terug naar Voorblad |
Hoveniersweg 104 |
De Gebouwen
|
De Omstandigheden
|
Ontwikkelingen in die tijd
|
Waarom deze site |
Bibliotheek -- Ziekten 1850-1890
--
Verslagen
Gemeente en
|
Kadasterkaarten
|
Verhaal uit de Kroniek
Aantal bewoners en zieken 1850 tot 1922 |
Details uit het
leven van de stadbaas Pieter Schreuders. Dit verhaal geeft een beeld van de periode 1900 -1945 in TIEL. |
Wat een armoe.
(ca. 1830-1880) Waarom was het ziekenhuis nodig ? Door armoe,
geen riool, geen waterleiding was het moeilijk om schoon te blijven.
Niet alleen je huis maar ook je eigen lijf. Besmettelijke ziekten kwamen
veel voor. Tyfus, Cholera, longontstekingen, mazelen enz. In Tiels jaarverslag aan de regering in Den Haag 1855:
Deze tevredenheid zie je niet overal terug, want in hetzelfde jaarverslag van de medische politie staat: 1 geval van typhus cerebralis deed zich voor. En deed voor uitbreiding dezer ziekte vreezen, niet allen wegens de naauwe, bekrompene en schamele woning, maar ook om de armoede , slordigheid , gebrek aan goede ligging , oppassing enz.... Doch het is hierbij gebleven. En dit was niet de enige naauwe, bekrompene en schamele woning in Tiel.
Door de komst van de stoommachine was het mogelijk om zonder paarden of mensen machines aan te drijven (de industriële revolutie was begonnen) zien we binnen en direct buiten de stad fabrieken ontstaan. Steenfabriek Binnenhoek, Lokstraat 1811-1835, Papierfabriek Kwelkade (80 man) 1864, Glucosefabriek (lozing op de Waal) 1875, Daalderop 1880, De Betuwe 1885, Door verschillende oorzaken was Nederland, in vergelijking met de omliggende landen, laat met deze ontwikkeling.
Ook op het platteland heerste ontstellende armoede en hongersnood. Er komt een proces op gang, waarbij geleidelijk aan op grote schaal mensen naar de stad trekken (urbanisatie). Hoewel deze mensen dachten het beter te zullen krijgen in de steden, neemt juist de verpaupering nog toe door lage lonen en slechte sociale omstandigheden. Ook de vrouwen vinden hun weg naar de fabrieken, al krijgen ze alleen toegang tot de laagstbetaalde sectoren van arbeid. Vooral de vrouwen uit de arme buurten moesten aan het werk, gedwongen door geld of door de baas van de man. Ook kinderen werden ingezet omdat de baas het wil. Vaak lieten winkeliers rond 1850
arbeiderswoningen bouwen voor de verhuur, vooral in Tiel-Oost. Via
verplichte winkelnering waren ze verzekerd van omzet . De huuropbrengst
was een prima oudedagsvoorziening voor ze. Met de industrialisering trad tevens een proces
van arbeidsverdeling op. Omdat iedereen binnen het gezin moest/ging
werken was je aangewezen op hulp van buiten het gezin, maar nog meer je
kon als gezin anderen geen hulp meer bieden. Het omzien naar elkaar werd
steeds minder. Nieuwe beroepen ontstonden bijvoorbeeld de bakker,
groenteboer, enz. Aanpak van de gezondheidszorg werd dringend nodig.
Epidemieën en besmettelijke ziekten Epidemieën en besmettelijke ziekten waren beslist niet een alleen maar Tiels probleem. Integendeel, juist de grote steden met veel zeelui waren een bron van ziekten vanuit het buitenland meegebracht. Tienduizenden mensen stierven. Het ziekte proces ging snel, er op of eronder, hele families besmetten elkaar en men had geen idee hoe dat kwam. Bovendien was er onder de bevolking weinig respect voor en vertrouwen in de medische stand. Reeds in de 14de eeuw kwam al op grote schaal de Pest voor. In de 16de eeuw kwam daar de Vlektyfus bij. In de tweede helft van de 30-jarige oorlog (1618-1648) stierven 18.000 soldatendoor vlektyfus in combinatie met scheurbuik.
Een spectaculaire ontwikkeling van de medische wetenschap werd in gang gezet door de chemicus, zodat men mogelijkheden leerde kennen genoemde gevaren te bestrijden. Toch kon die bestrijding van besmettelijke ziekten pas effectief op gang komen na dwang van de overheid.
Al begin 1800 bleek dat de plaatselijke
autoriteiten niet in staat waren alle maatschappelijke problemen aan te
pakken. Bij een Verordening van het Staatstoezicht in 1804 gaan komen er
plaatselijke commissiën die besmettelijke ziekten en epidemieën
signaleren en door samenwerking tegengaan. Deze commissies konden alleen
maar opschrijven, maar beslist niets doen. Dat recht achtte men toen
slechts voorbehouden aan de lokale autoriteiten. Een belangrijk moment: In 1865 kwam onder Thorbecke de eerste
gezondheidswet tot stand, waarin het Staatstoezicht op de
volksgezondheid werd geregeld. Dit Staatstoezicht omvatte het onderzoek
naar de staat van de volksgezondheid, het aanwijzen en bevorderen van
middelen ter verbetering, en het handhaven van wetten en verordeningen
op het gebied van de volksgezondheid. Bij deze wet werd het toezicht van
de plaatselijke commissies vervangen door dat van deskundige personen,
de inspecteurs voor volksgezondheid. Deze inspecteurs moesten enerzijds
de gemeentelijke en provinciale besturen adviseren en anderzijds de
minister. De gemeentelijke autonomie bleef nog gewaarborgd. Naar de toen
heersende opvatting was gezondheidszorg een facet van armenzorg en
alleen in de ergste nood werd voorzien door de gemeentelijke
autoriteiten. Men wilde de ruimte geven aan particuliere initiatieven en
aan de kerk. Eerst moesten meer dan 20.000 mensen het slachtoffer worden van de cholera-epidemie in Nederland van 1866-1869. Vervolgens stierven nog 22.000 mensen aan pokken, 24.000 mensen aan tyfus en 17.000 mensen aan andere besmettelijke ziekten, voordat er van dwang van bovenaf sprake kon zijn. Langzamerhand ontstond na 1866 ook het vermoeden dat cholera zich via vervuild drinkwater verspreidde, en medici discussieerden over de vraag of cholera misschien toch besmettelijk was. Duidelijk werd dat er maatregelen genomen moesten worden zoals aanleg van riolering en goede voorzieningen voor drinkwater, al bleef het voor lokale overheden soms moeilijk om daarvoor financiële ondersteuning te krijgen. Tenslotte heeft Thorbecke in de Wet
van 4 december 1872 die hij zelf nog heeft voorbereid, hoewel de
afkondiging na zijn dood geschiedde- zijn vroeger geuit dreigement
verwezenlijkt en de "vereiste dwang in het leven geroepen, die een
gemeentebestuur zal verhinderen, om algemene belangen aan
eigenzinnigheid of bekrompenheid op te offeren". Een locaal
voor besmettelijke zieken uit den gegoeden stand.
Heel bijzonder bij het overlijden van Thorbecke: "Wij vernemen , dat de inschrijving alhier ten behoeve van het huldeblijk voor wijlen Mr. J. R. Thorbecke , eens som bedraagt van f 1170 ". (Gemeenteraad Tiel 21 december 1872)
De plicht om voorzieningen treffen voor lijders
aan besmettelijke ziekten werd in Tiel voortvarend op de agenda van de
raad gezet.
Tielse courant 4 sept 1873: 2 September is besloten: Het wordt een Gebouw van hout opgetrokken,
ingerigt zijn voor 16 lijders en geplaatst op een stuk bouwland
op Zandwijk (sectieC No 237), groot circa 50 Aren. Totale kosten f 9000,-
Eindelijk kan de beheerder hr Brands en zijn vrouw aan het werk. Hij huurt het huis voor f 1,25 per week. Hij is ook gelijk opzichter Gemeente werken. Het huis heeft tot 1973 een opzichter gehuisvest. Noot redactie: Het is voor mij onduidelijk hoe
het met de woning zit nr 104. In de tekeningen en de stukken kom ik
alleen het ziekenhuis tegen. Ook de ontsmettingsruimte ontbreekt.
Eindelijk kunnen lijders worden opgevangen. Maar de
ontwikkelingen staan niet stil. Steeds meer wordt bekend over de
oorzaken van al dit lijden. Schoon water en geen vuil in of om de
woningen, zijn naast geneesheren met de nieuwe kennis belangrijke
stappen in het voorkomen van besmettelijke ziekten. De resultaten zijn zo snel merkbaar,
dat in enkele jaren het aantal lijders met de helft af neemt.
Bestuurders die tegen de overheidsbemoeienis waren met de gemeenten,
moesten erkennen; principieel fout maar wel effectief. Het gevolg was echter dat ons ziekenhuis leegstand ging kennen. Een paar opnamen per jaar worden dan wel erg duur zo lezen we al in 1876 (het eerste jaar na de opening!)
Wordt vervolgd......... Punten nog op te nemen oa : 1831 aan de Wed A.N. Brecht voor f 30 een toestel ter behandeling van de cholera-zieken 1832 23 juli over maatregelen tegen cholera; er zijn hier geen lege gebouwen voor eventuele zieken. Daarom lokaal van de school voor arme kinderen daarvoor aangewezen; volgende brief: wellicht benedenkamer van infermerie ervoor in gereedheid houden; idem 26 juli; idem 4 aug (nog geen ziekte); 16 aug: er zijn badkuipen gemaakt 1866 28 juli Request A. Bergacker e.a. om ziekenhuis zo spoedig mogelijk uit hun midden te verplaatsen. Gaat naar choleracommissie. 1866 gemeenteverslag kazerne enigzins bouwvallig. Daarin zitten bureau van politie, nachtwacht, magazijn van de schutterij en een van de zalen is tijdens de cholera-epidemie tot ziekenzaal ingericht. Dat kostt f 500.- 1867 gemeenteverslag weer een van de zalen van de kazerne tot ziekenhuis ingericht 1872 adres over noodzaak ziekenhuis besmettelijke ziekten
De Nederlandse pokkenepidemie
van 1870-1873
Ziekenhuizen.
Uiteraard maakte ook dit ziekenhuis en het latere Christelijk ziekenhuis Bethesda, geopend 11 okt 1910, in
voorkomende gevallen gebruik van de gemeentelijke barakken voor
besmettelijke zieken, totdat de ‘ziekenbarak’ in 1926 gesloten werd,
omdat beide ziekenhuizen zelf de eventuele besmettelijke zieken in
isolatie konden opnemen.
|
Gast- of ziekenhuizen zijn in deze gemeente niet aanwezig.
1 geval van typhus cerebralis deed zich
voor. En deed voor uitbreiding deze ziekte vrezen, niet alleen wegens de
nauwe, bekrompene en schamele woning, maar ook door de armoede,
slordigheid, gebrek aan goede ligging, oppassing enz.
personeel der geneeskunst-oefenaren heeft geene verandering ondergaan en
bestond op 31 December 1855 uit: Gast- of ziekenhuizen zijn in deze gemeente niet aanwezig. Men is begonnen met het bestraten van enkele straten met dubbele klinkers in totaal 1040 ellen. Verbetering van riolen door overdekking. |
Medisch Jaarverslag 1870 De kosten van geneesmiddelen ,voor het Burgelijk Armbestuur hebben bedragen f 357,15 , terwijl dat Bestuur heeft doen gereed maken 813 recepten. De Diaconie der Hervormde gemeente heeft 268 recepten doen gereed maken, terwijl de kosten der geneesmiddelen waren f 101,75. Het Rooms Catholijk Parochiaal Armbestuur en de Diaconiën der Evangelische Luthersche en Christelijk Afgescheidene gemeente alsmede het Israëlitisch Armbestuur hebben in 1870 geene geneesmiddelen verstrekt.
Het drinkwater is over het algemeen, althans wat
uiterlijk aangaat niet zooals het zoude moeten zijn. Vele pompen geven
ongetwijfeld zeer goed en zuiver water; anderen daarentegen en
voornamelijk de pompen op den hoek van de Ambtmanstraat, in de St.
Agnietenstraat, op de Markt, in de Klijbergschestraat is het water, of
min of meer gekleurd , of van minder frisschen smaak en reuk. |
|
4 December 1872 staatsblad 134 is het verboden, lijders aan eene bij of krachtens de wet besmettelijk verklaarde ziekte op andere wijze naar het ziekenhuis of naar hunne woning te vervoeren of te doen vervoeren, dan in daartoe bestemde voer- of vaartuigen, voorzien van een van buiten duidelijk zichtbaar kenteeken
Bij het vernieuwen der gasleiding in de westluidensestraat is gebleken, dat beide riolen in genoemde straat tot aan den kruin gevuld waren met eene vaste baggerspecie.
De geneeskundige dienst bij armen, verpleegd in hunne woningen, is opgedragen aan eengeneesheer, met eene jaarwedde van f 500, een heel- en verloskundige met eene jaarwedde f 375 , en eene vroedvrouw, met eene. jaarwedde van f.225.
|
|
De gemeente-geneesheer Volgens de ter Secretarie aanwezige lijst van aan den Burgemeester gedane aangiften zijn aangetast aan tvphus en febris typhoidea 21, waarvan 4 overleden, diphtheritis 2, beide overleden, en mazelen 4, waarvan geene overleden. meldt ons in zijn verslag, dat de gezondheidstoestand in 1876 niet zoo gunstig kan genoemd worden als in het vorige jaar, daar enkele gevallen van typhus en vele gevallen van febris typhoidea voorkwamen , doch de sterfte was niet groot. Genoemden geneesheer kwamen op Zandwijk twee gevallen van keelziekte (angina diphterina) in de maand Februarij voor, waarvan een met doodelijken afloop. Een geval van mazelen (morbilli) deed zich bij meergenoemden geneesheer ook op. Voor het eerst werd gedurende het afgeloopen jaar een lijder aan, typhus verpleegd in de inrigting tot afzondering en verplegimg van lijders aan besmettelijke ziekten. |
|
In 1880 was het al zo. Financiële tegenvallers, of te rooskleurig bedacht: De oude gierpont, voor welke niet tegenstaande
herhaaldelijk geplaatste advertentien genee koopers zich aan meldden,
werd in het openbaar verkocht en bragt slechts f 242 op. |
|
Jaarverslag pag16
1880
De bebouwde kring om de stad, waar nog geene bestrating is, breidt zich
zoo zeer uit, en de bewoners van de huizen hebben bij nat weder zooveel
last van den onvermijdelijk morsigen toestand der wegen, dat het bijna
ondoenlijk is, om aan de vele klachten tegemoet te komen. Het verkeer op
de voetpaden is zoo druk, dat eene bezanding, iedere week gedaan niet
voldoende zoude zijn om ze goed te houden. Nu: hoek Kastanjelaantje Schoolstraatje. Vlak bij de St Maartenskerk.
Medisch Jaarverslag personeel der geneeskunst-oefenaren heeft geene verandering ondergaan en
bestond op 31 December 1855 uit: Gast- of ziekenhuizen zijn in deze gemeente niet aanwezig. |
|
|
Aantal inwoners en zieken Tiel 1850 - 1922
aantallen op basis van de jaarverslagen.
|
Aantekeningen over
besmettelijke ziekten en daarmee samenhangend. Periode 1831
- 1886.
Conclusie: Besmettelijke ziekten worden al vanaf 1830 gemeld. Veel plannen zijn gemaakt voor verpleging. Hier en daar was een tijdelijke ruimte. Het heeft echter 40 jaar geduurd voor het zover was. En toen was ook de oorzaak van de besmettelijke ziekten bekend, en kwam het steeds minder voor. (Gezocht in F:\ab naslag, bev. reg en raad 19e eeuw)
1831
1832
1848
1866
1867
1872
1873
1873
1873
1874
1875
1880 1881
- 26 okt Geldlening
voor nieuwe stoomboot, voltooien nieuwe begraafplaats, bevaarbaar maken
wetering nabij vuilstort, maken van kolenloods, maken van een coupure,
bouwen zes woningen voor politie en verhoding veerdam
1881
1882
1884
1885
1886
|
Delen uit de gemeenteraadsvergaderingen 1872 - 1880
TIEL,
Zaterdag avond 21 December 1872.
|
Besmettelijke ziekten en rampen
1830 - 1926.
Armenzorg/Verpleging
in
Nederland
Vanaf ongeveer 1830 werd Nederland geteisterd door enkele cholera-epidemieën. De ziekte werd meegebracht door scheepslui of ontstond door de onhygiënische omstandigheden. De eerste epidemie brak uit in 1832 in Scheveningen. Er vielen vele doden en de ziekte verspreidde zich later tot aan Rotterdam en Amsterdam 1836 Gemeindepflege. Predikant Theodor Fliedner te Kaiserswerth (Duitsland). Vanuit het Moederhuis gingen diakonessen zieken thuis verplegen. Voornamenlijk bij armen. 1845 Utrecht: eerste diakonessenhuis in Nederland.
1854-1856 Krimoorlog.
Besmettingen onder en door de slachtoffers. 1859 William Rathbone (Engeland) "Vader der wijkverpleging" Combinatie wijkverpleging en Armenzorg. Door intensive samenwerking met Florence Nightingale verdere professionalisering.
1861 jan
Watersnood (dijkbreuk) 1863 Tyfus in Leeuwarden 1863 Storm in west Holland Zware schade aan de Scheveningse 1864 - 1865 Pokken in Woudsend (Fr) 1865 -1866 Cholera epidemie in geheel Nederland en met name in Amsterdam, Rotterdam, Maassluis, Dordrecht, Leiden, 's-Gravenhage, Utrecht, Friesland, Groningen, Gelderland 1870 - 1873 Pokkenepidemie In Nederland stierven zo'n 20.000 mensen, de meesten in 1871 (15.787 slachtoffers, voornamelijk kinderen). Omvang mede veroorzaakt door de Frans-Pruisische oorlog Het derde kabinet-Thorbecke duurde van 4 januari 1871 tot en met 6 juni 1872, de dag waarop Thorbecke overleed. 1883 Tyfus in Leiden 1884 Mazelen, roodvonk & difterie in Amsterdam 1885 Cholera in Nederland, met name in 's-Gravenhage 1887 Meningitis & Tuberculose in Nederland 1888 Malaria in Kampen 1892 Cholera in 's-Hertogenbosch, difterie in Maastricht 1893- 1894 Pokken in Rotterdam 1894 Cholera in Amsterdam 1887-1910 Tuberculose epidemie in geheel Nederland 1909 Cholera in Rotterdam 1914-1918 Eerste Wereldoorlog Nederland is neutraal, maar heeft te leiden van blokkades. Er komen ook veel vluchtelingen. Tyfus epidemie onder militairen 1916 Tyfus in gevangenkamp Wittenberg (bij GarderenZuiderzeevloed (IJsselmeer)
1916 13 en 14 januari.
Voor 14 januari had het al enkele dagen gestormd, maar op
die dag wakkerde storm aan tot ruim 100 km/u. In normale
omstandigheden zou dit niet direct aanleiding zijn tot
bezorgdheid, maar doordat het water in de Zuiderzee door de
storm in de voorafgaande dagen al een hoog peil had bereikt,
ontstonden overstromingen. Op veel plaatsen klotste het
water over dijken die van binnenuit werden beschadigd en
vervolgens niet meer bestand waren tegen de druk van het
water uit de Zuiderzee. De getroffen gebieden waren het
eiland Marken, een gedeelte van de Gelderse Vallei (Eemnes,
Spakenburg, Bunschoten; het water stond ook in de straten
van Amersfoort), het hele gebied rond Edam, Purmerend, Broek
in Waterland en Durgerdam stond volledig blank. Ook bij de
Anna Paulownapolder braken de dijken door. Het aantal
slachtoffers van de vloed was beperkt, maar de overstroming
vormde aanleiding om te besluiten de Zuiderzeewerken
(Afsluitdijk) uit te voeren
1925 - 1926 Herinneringen
aan de watersnood te Meers-Esloo door
Burgemeester F. Eussen
van Elsloo
|